Hoofdstuk 15 – Bijbelvertalingen

Bijbelvertalingen

Loes was alleen op de afdeling Personeelszaken. Vera was naar Den Haag en Peter had een vrije dag. Ze hadden met elkaar afgesproken dat zij zo spoedig mogelijk naar hem toe zou komen, om samen de avond door te brengen. Dat was voor haar een kleine zorg minder, want Peter kookte voor hen.

Een bescheiden klopje op de openstaande deur van haar kamer kondigde een bezoeker aan.

‘Kom maar verder’, riep ze en keek naar degene, die binnen kwam.

‘Dag Henk’, zei ze verrast. ‘Wat kom jij hier doen? Kom binnen’.

Henk Mols stapte haar kamer binnen en zei: ‘Ik moest hier zijn vanwege een vergadering en ik dacht: Laat ik eens een bezoekje aan Loes brengen, als ze er is. Nou, je bent er’.

‘Ga zitten, Henk’, zei ze. ‘Wil je koffie?’

‘Nee, dank je’, zei hij. ‘Ik heb al zoveel koffie op vandaag. Ben je maar alleen?’

‘Ja’, zei ze, ‘ik moet het fort bewaken’.

Henk lachte en zei: ‘Dat is jou wel toevertrouwd. Ik ben hier omdat ik tot lid van een projectgroep ben gebombardeerd, waarin het ministerie, de provincie en de gemeente moeten samenwerken voor verkeersmaatregelen in de toekomst. Vandaag was de eerste bijeenkomst. Het belooft een taaie klus te worden. Zit jij ook in een of andere projectgroep?’

‘Nog niet’, zei ze, ‘maar mijn baas wil me in de projectgroep ‘Emancipatie bij Verkeer en Waterstaat’ hebben en dan moet ik regelmatig naar Den Haag’.

‘Ik hoef gelukkig niet zover’, zei hij. ‘Ik werk op het Provinciehuis, dat je van hier af ziet staan’.

Ze knikte en zei: ‘Ik weet het. Het bespaart je heel wat gereis. Zoals je weet moeten ambtenaren zoveel mogelijk van het openbaar vervoer gebruik maken’.

‘Ik blij dat ik niet zover hoef te reizen’, zei hij, ‘want ik heb een hekel aan reizen met openbaar vervoer’.

 

Hij wees op een boekje op haar bureau en vroeg: ‘Gaat dat over onze Nieuwe Wereldvertaling?’

‘Nee’, lachte ze. ‘We zouden willen dat we op zo’n gedegen manier aan kunnen geven hoe onze Bijbelvertaling tot stand is gekomen en wie er allemaal aan meegewerkt hebben’.

Ze pakte het boekje dat de titel droeg ‘Het verhaal van een vertaling’, op en liet hem de ondertitel zien.

Hij las: De totstandkoming van de Nieuwe Bijbelvertaling’.

‘Het gaat over de nieuwe Nederlandse Bijbelvertaling, die ruim twee jaar geleden is uitgegeven door het Nederlands Bijbelgenootschap’, zei ze. ‘Ik heb die vertaling en wilde wel eens weten hoe het vertalen van de Bijbel in zijn werk gaat. Ik heb er al veel over gelezen op Internet en tussen de middag zag ik dit boekje in de boekwinkel liggen en heb het meegenomen’.

‘Wat vind je van onze Nieuwe Wereldvertaling?’, vroeg Henk.

Loes keek hem verwonderd aan: ‘Waarom vraag je dat, Henk?’

‘Nou’, zei hij, ‘ik heb op Internet gelezen dat onze vertaling op veel plaatsen de tekst vervalst heeft. Ik heb er van onthouden dat wij de naam Jehovah in de Griekse Geschriften hebben ingevoerd, terwijl die nergens in de oude manuscripten staat. Ik heb daar niet verder over nagedacht, want zulke zaken interesseren me helemaal niet’.

‘Mij wel, hoor Henk’, zei ze. ‘Ik zal eens aan mij vriend, die op een Bijbelschool zit, vragen of hij er iets van weet’.

‘Je vriend?’, zei Henk, ‘Peter van Eck?’

‘Ja’, zei ze, ‘hoe weet jij dat?’

‘Ik heb jullie gezien’, zei Henk. ‘Toen wij in de stationsrestauratie wat gedronken hebben en jij op je vriend bleef wachten’.

‘Peter is mijn collega’, zei ze, ‘maar ook mijn vriend. Hij weet niet alleen een heleboel van de Bijbel af, maar ook van ons. Bedankt voor je informatie. Dat ga ik uitzoeken’.

 

De telefoon rinkelde. Ze nam de hoorn op, meldde zich, luisterde even en zei: ‘Ik kom meteen’.

Ze legde de hoorn neer en zei: ‘Ik moet aan het werk, Henk. Ik zal je naar de portier brengen’.

‘Dat hoef niet’, zei hij. ‘Ik vind het wel, hoor Loes’.

‘Regel van het huis’, zei ze.

Loes bracht Henk naar de portier en zei: ‘Tot ziens, Henk’.‘Zie ik je vanavond nog op de Dienstvergadering?’, vroeg hij.

‘Nee’, zei ze. ‘Ik ga straks naar Peter’.

‘Oké’, zei hij, ‘tot ziens’.

 

‘Ja’, zei Peter van Eck, ‘ik weet van de kritiek op jullie bijbelvertaling. Ik begrijp eigenlijk nog steeds niet zo goed waarom jullie een eigen bijbelvertaling hebben gemaakt’.

‘Ons is voorgehouden dat onze vertaling er is gekomen om Jehovah’s Naam in de Bijbel in ere te herstellen’, zei Loes. ‘De meeste bijbelvertalingen hebben Gods Naam vervangen door HERE of God’.

‘Ja’, zei hij. ‘Dat is waar, weet je ook wáárom dat gebeurd is?’

‘Omdat de juiste uitspraak verloren is gegaan, denk ik’, zei ze.

‘Ook dat’, zei hij, ‘maar de voornaamste reden was omdat de vertalers niet wilden zondigen tegen het derde gebod’.

‘Het derde gebod?’, zei ze vragend.

‘Ja’, ze hij. ‘Het derde gebod zegt: Gij zult de naam van de HERE, uw God niet ijdel gebruiken. Dat gebod wilde de vertalers niet overtreden’.

‘Bijgeloof, dus’, zei ze.

‘Nee’, zei hij, ‘om de drommel niet, géén bijgeloof, maar geloof. Dat geldt trouwens alleen voor het Oude Testament. In het Nieuwe Testament komt Gods Naam niet voor, zelfs niet in de citaten, die uit het Oude Testament komen’.

‘Is dat niet vreemd?’, vroeg ze.

‘Nee’, zei Peter. ‘De christenen, die de het Nieuwe Testament geschreven hebben, waren christenen uit de heidenen. Zij gebruikten Griekse vertalingen van het Oude Testament en daarin was de Naam van God met ‘Kurios’ weergegeven. Zoals je weet, betekent ‘Kurios’ in het Nederlands ‘Heer’.

‘Dat weet ik’, zei ze.

‘Die christenen kenden de God van Israël, Jehovah, niet’, zei hij. ‘In de ‘Kurios’ of HERE uit het Oude Testament zagen zij daarom Jezus Christus. Dat kun je uit veel teksten opmaken’.

‘In onze bijbelvertaling staat op veel plaatsen tóch de Naam van Jehovah’, zei ze.

‘Dat weet ik’, zei hij. ‘Op 237 plaatsen, maar dat is gewoon schrift-vervalsing, want in de oude manuscripten staat dat niet. Dat wordt trouwens door jullie toegegeven. Heb je de Nieuwe Wereldvertaling met studieverwijzingen, Loes?’, vroeg hij.

‘Nee’, zei ze, ‘die heb ik niet. Ik heb wel een Nieuwe Wereldvertaling, zoals je weet, maar dat is er een zonder studieverwijzingen’.

‘Ik heb hem’, zei Peter.

 

Hij stond op en liep naar zijn boekenkast.

‘Hier is ie’, zei hij en gaf haar een donkerbruine ‘Nieuwe Wereldvertaling met studieverwijzingen’.

‘Hoe kom jij eraan?’, vroeg ze.

‘Een tijdje terug heb ik naar jullie kantoor in Emmen geschreven’, zei hij. ‘Een paar dagen later kwam een meneer mij jullie bijbel brengen. Hij wilde gelijk een afspraak maken, maar dat heb ik afgewimpeld. Ik kan zelf wel de bijbel bestuderen’.

‘Heb je ook een ‘Companion Bible’, vroeg ze. ‘Ja zeker’, zei hij en liet ‘m haar zien.

‘Die heb ik óók’, zei ze glunderend. ‘Maar dat ik onze eigen Nieuwe Wereldvertaling met studieverwijzingen niet heb . . . . ! Ik ga er zo gauw mogelijk één aanschaffen’.

 

Peter wees op de Nieuwe Wereldvertaling in haar handen en zei: ‘Achterin staan de 237 plaatsen waar men, met enige trots, maar desondanks helemaal misplaatst, Jehovah heeft vertaald in plaats van Heer of God’.

‘Heb je nog meer kritiek op onze vertaling, Peter?’, vroeg ze.

‘Ja’, zei hij, ‘nog een heleboel. Ik weet niet of ik er goed aan doe je dat allemaal te vertellen’.

‘Onze vertaling is in de wetenschappelijke wereld anders heel goed ontvangen’, zei ze.

‘Wie zegt dat?’, vroeg hij.

‘Dat heeft in ons blad ‘De Wachttoren’ gestaan’, zei ze.

‘Voor zover ik weet’, zei hij, ‘zijn er maar twee bijbelwetenschappers, die zich min of meer lovend over de Nieuwe Wereldvertaling hebben uitgelaten. Hun ‘vakbroeders’ hebben zich echter van hun uitspraken gedistantieerd’.

 

Hij stond op en vroeg: ‘Wat wil je drinken?’

Ze wist dat dit een signaal van hem was, dat hij de tijd nam om zijn reactie voor te bereiden.

‘Geef mij maar een vruchtensapje’, antwoordde ze.

Hij liep naar de keuken en kwam terug met de drankjes.

‘Schenk maar in’, zei hij. ‘Ik ga een boek halen uit mijn studeerkamer’.

 

Ze schonk voor hen beiden het drankje in en wist dat hij de strijdbijl opgepakt had. Ze was benieuwd naar zijn verdere commentaar, maar was er ook bevreesd voor. Ze had hem leren kennen als iemand, die niet zomaar wat beweerde, maar daar ook goede argumenten voor had. Wat als hij gelijk had? Kon ze zijn kritiek wel aan? Wat voor invloed had dat op haar geloof?

Peter kwam terug in de huiskamer en liet haar het boek zien wat hij gehaald had. Het was een boek wat zij goed kende: ‘Jehovah’s Getuigen, verkondigers van Gods Koninkrijk’.

‘Dit boek ken je natuurlijk wel’, zei hij.

‘Natuurlijk’, zei ze.

‘In dit boek’, zei hij, ‘staan de argumenten waarom JG een eigen bijbelvertaling gingen maken. Eén ervan hebben we al besproken’.

Hij bladerde in het boek en zei: ‘Een ander argument staat op blz. 608/609. Ik lees het voor:

 

‘Jehovah’s Getuigen wilden een vertaling waarbij gebruik was gemaakt van de nieuwste ontwikkelingen in de wetenschap, een die niet gekleurd was door de geloofsbelijdenissen en overleveringen van de christenheid,een letterlijke vertaling die getrouw weergaf wat er in de oorspronkelijke schriften staat’.

 

Hij legde het boek naast zich neer en zei: ‘De 237 veranderingen in de tekst, die we gezien hebben, zijn helemaal niet getrouw weergegeven en staan niet in de oorspronkelijke tekst’.

‘Dat is waar’, zei ze met een glimlach.

Hij zag het en vroeg: ‘Waarom lach je?’

‘Er gebeurt iets vreemds met me’, zei ze. ‘Als ik nu de fanatieke Getuige van Jehovah was, die ik ben geweest, was ik woedend op je geworden. Nu vind ik het prachtig wat er gebeurt en zie ik een resultaat van het onderzoek, wat ik zo graag doe, al gaat het dwars in tegen wat mij geleerd is. Als ik op iemand kwaad moet worden, moet ik dat op mezelf worden, omdat ik alles maar heb aangenomen wat me in onze lectuur werd verteld, zonder na te gaan of het allemaal wel juist was’.

‘Ik was er inderdaad bang voor dat je kwaad zou worden’, zei hij. ‘Ik wil onze relatie niet beschadigen door ruzie over het geloof’.

‘Ik wil dat óók niet’, zei ze. ‘Maar jij, noch ik, kunnen er iets aan doen dat ik onjuist of onvolledig ben voorgelicht door het Besturend Lichaam. Als ik dat bemerk, ben ik het tegenover mezelf verplicht daar wat aan te doen. Ik lach omdat ik er plezier in heb dingen te ontdekken, die voor mij helemaal nieuw zijn. Ik heb altijd gedacht dat degenen, die onze Nieuwe Wereldvertaling gemaakt hebben, deskundigen waren op het gebied van het vertalen van de Bijbel. Dat blijkt niet het geval te zijn, want dan hadden ze nooit dingen in de tekst ingevoegd, die er niet staan’.

 

Peter haalde opgelucht adem. Als ze er zo overdacht, kwam het niet tot een catastrofale botsing. Hij was natuurlijk wél verplicht haar, naar beste weten, de juiste informatie te geven.

‘We hebben net gelezen waarom de Getuigen een nieuwe bijbelvertaling wilden maken’, zei hij. ‘Eén van de redenen was dat men een Bijbelvertaling wilde hebben, die met de nieuwste ontwikkelingen van de wetenschap rekening zou houden. Met welke wetenschap? Zeker niet met de bijbelwetenschap , want daar moeten jullie niets van hebben, die is immers afkomstig van de valse religie. Daarbij doet zich het merkwaardige feit voor dat de Getuigen zich wél beroepen op de bijbelwetenschap als het in hun straatje te pas komt’.

‘Peter’, zei ze, ‘ik heb voor mezelf een eigen weg gekozen. Ik ga op eigen houtje de Bijbel bestuderen. Het kan me niets schelen wat er in onze lectuur staat. Ik ga me niet verdiepen in allerlei theologische zaken, maar ik bestudeer de tekst van de Bijbel en alles wat met het ontstaan, de voortgang en de nieuwste ontwikkelingen van de Bijbel te maken heeft. Dan zie ik vanzelf waar onze bijbelvertaling afwijkt van andere bijbelvertalingen. Misschien kom ik er dan ook achter waarom afgeweken wordt’.

‘Heb je voor je studie de benodigde hulpmiddelen’, vroeg hij, ‘zoals verschillende bijbelvertalingen?’

‘Die ben ik aan het verzamelen’, zei ze. ‘Ik heb op dit moment drie vertalingen, onze Nieuwe Wereldvertaling, The Companion Bible en de NBV’.

‘De Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap’, vroeg hij verrast.

‘Ja’, zei ze. ‘Ik wil ook nog de Petrus Canisiusvertaling en de Sint Wilibrordvertaling aanschaffen. Heb jij nog tips voor goede bijbelvertalingen?’

‘Ga even mee naar de studeerkamer’, zei hij. ‘Dan zal ik je nog een paar andere bijbelvertalingen laten zien’.

 

Hij ging haar voor naar zijn studeerkamer op de eerste verdieping en zei: ‘Aan vertalingen met alleen de tekst van de Bijbel heb je niet zoveel. Je ziet hoogstens welke woorden er worden gebruikt. Bijbels met studieverwijzingen zijn veel beter voor je doel geschikt, omdat daar uitleg wordt gegeven en alternatieven worden getoond’.

‘Dat weet ik’, zei ze. ‘Dat heb ik gezien in The Companion Bible’.

‘Ik heb hier nog twee studiebijbels met verwijzingen en voetnoten’, zei hij. ‘Het zijn The New Scofield Study Bible en The NIV Study Bible. The NIV is veel uitgebreider. We gebruiken die op de Bijbelschool’.

Loes bekeek beide studiebijbels en vooral The NIV had haar belangstelling.

‘The New International Version’, zei ze. ‘In onze lectuur wordt hij vrij veel aangehaald. Die ga ik in ieder geval aanschaffen’.

Hij zette de Bijbels terug in de boekenkast en zei: ‘Op Internet kun je nog veel meer studiebijbels raadplegen’.

‘Dat weet ik’, zei ze, ‘maar ik heb ook graag een aantal papieren exemplaren. Dat werkt veel gemakkelijker’.

 

Terug in de huiskamer vroeg hij:‘Hoe ga je de studie aanpakken’.

‘Daar ben ik nog niet helemaal uit’, zei ze.

‘Mag ik je een tip geven?’, zei hij.

‘Natuurlijk’, was haar reactie. ‘Hoe meer tips, hoe liever’.

‘Ik denk dat je er goed aan doet eerst wat algemene werken over de Bijbel te lezen’, zei hij. ‘Zowel werken uit de orthodoxe hoek als uit werken uit de moderne theologie’.

‘Voor de moderne theologie worden wij voortdurend gewaarschuwd’, zei ze.

‘Ja’, zei hij. ‘Dat is nogal wiedes. De moderne theologie is veel wetenschappelijker dan de orthodoxie en is niet gebaseerd op geloofsstandpunten, zoals de goddelijke inspiratie van de Bijbel, of dat alles wat in de Bijbel staat écht gebeurd is’.

‘Geloof jij dan niet in de inspiratie van de Bijbel?’, vroeg ze.

‘Dat is van geen enkel belang’, zei hij. ‘Wij hebben de oorspronkelijke Bijbel niet, we moeten het doen met overschrijvingen en vertalingen en die zijn niet geïnspireerd’.

‘Dat is zo’, zei ze. ‘Als ik dat gedaan heb, hoe kan ik dan verder?’

‘Dan kun je alle Bijbelboeken één voor één bestuderen en ook weer eerst in zijn totaliteit en dan vers voor vers en raadpleeg je de voetnoten en verwijzingen. Houd ook een Bijbelse Encyclopedie bij de hand en bij voorkeur méér dan één’.

‘Zoals onze boeken ‘Inzicht’, die jij van mij hebt gekregen?’, vroeg ze.

‘Nee’, zei hij, ‘die zou ik daar niet voor gebruiken’.

‘Jij verwerpt zo wat alles wat van ons is als onbruikbaar’, zei ze korzelig.

‘Het probleem met jullie boeken ‘Inzicht’ is, dat ze niet objectief zijn’, zei hij. ‘Naast de omschrijving van de dingen, uitdrukkingen, enz. voegt men er op vele plaatsen een toepassing volgens jullie leer aan toe. Daarmee word je als bijbelstudent op het verkeerde been gezet en een richting opgeduwd, die voor een objectieve bijbelstudent niet wenselijk is. Ik kan me voorstellen dat het voor mensen, die zich in jullie leer willen bekwamen een uitstekend hulpmiddel is, maar voor anderen niet. Ik denk dat je dat op den duur zelf ook zult gaan zien’.

‘Zijn er nog andere hulpmiddelen, die je me kunt aanraden?’, vroeg ze.

‘Ik denk dat het ook verstandig is van de gehele Bijbel een interlineare vertaling te hebben’, zei hij. ‘Je weet wat dat is, hé?’

‘Ja’, zei ze, ‘dat is een woord-voor-woord-vertaling. Ik heb er eentje van de Griekse Geschriften, onze ‘The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures’. Heeft die wél jouw goedkeuring?’

Hij sloeg haar zachtjes met zijn vlakke hand op haar knie en lachte: ‘Ja, hoor, die is goed bruikbaar. Jullie hebben toch ook nog een andere?’

‘Ja’, zei ze, ‘The Emphatic Diaglott’ van Benjamin Wilson. Het is goed dat je dat zei. Ik had er zelf niet aan gedacht. Ik heb hem niet, maar ga hem nu wel aanschaffen. Heb jij een woord-voor-woord-vertaling van de gehele Bijbel?’

‘Ja’, zei hij. ‘Hij staat op de studeerkamer. Als je wilt, kun je er straks in kijken. We moeten nu boodschappen doen en als ik straks in de keuken bezig ben, mag jij rondsnuffelen op de studeerkamer. Goed?’

‘Prima idee’, lachte ze. ‘Dat sla ik niet af’.

 

Na de maaltijd zaten ze in de knusse huiskamer en terwijl de vaatwasmachine zijn werk deed, vroeg Loes: ‘Is de woord-voor-woord-vertaling, die jij hebt duur, Peter?’

‘Dat valt mee’, zei hij, ‘Ik denk dat ie nu rond de zestig euro zal kosten. Dan komen er nog wel vrachtkosten bij, want hij moet uit Engeland komen. In Arnhem is een grote boekhandel, die veel boeken uit Engeland importeert, waaronder Bijbels. Zullen we daar eens een keer gaan kijken?’

‘Dan maken we er tegelijk een dagje uit van’, zei ze.

 

Ze keek naar de klok en zei: ‘Het wordt zo langzamerhand tijd dat ik naar huis ga’.

Ze stond op en kwam naast hem op de bank zitten: ‘Maar eerst wil ik je bedanken voor de heerlijke maaltijd, die je me hebt gegeven’.

Ze nam de tijd om hem te bedanken en het duurde nog een hele poos vóór ze op weg was naar huis.

Lees verder Hoofdstuk 16 >>>

Plaats een reactie