Hoofdstuk 25 – Uitgesloten

Uitgesloten

Zoals haar broer voorspeld had, werd Loes verzocht verantwoording af te leggen voor de brief, die zij geschreven had. Op aandringen van Johan overwoog ze een afspraak te maken met het dienstcomité van drie mannen, dat de leiding over de gemeente had.

Peter had haar geadviseerd het gesprek niet in de Koninkrijkszaal te voeren, die was immers een onderdeel van de organisatie, waar ze niet mee verbonden wilde zijn.

Ze glimlachte om zijn opmerking en vond het ‘spijkers op laag water zoeken’.

‘Het gaat om het psychologische effect’, zei hij. ‘Je laat daarmee zien, dat het je ernst is’.

‘Dan kan ik nooit meer naar de Koninkrijkszaal gaan’, zei ze.

‘Jawel’, zei hij, ‘dan ben je gast en niet langer meer verbonden met de Koninkrijkszaal. Als je wilt mag je van mijn huis gebruik maken. Ik zal als gastheer optreden en me terug trekken op mijn studeerkamer’.

 

Broeder Jobse sputterde heftig tegen, toen Loes hem in de Koninkrijkszaal na de ‘Wachttorenstudie’ vertelde dat een gesprek met het comité bij Peter moest plaatsvinden.

‘Peter is mijn collega en kan lekkere koffie zetten’, zei ze. ‘Hij is gastheer en zorgt er voor dat het ons aan niets ontbreekt. Na het gesprek brengt hij mij naar huis’.

‘Wij verlangen dat je naar de Koninkrijkszaal komt, Loes’, zei Jobse. ‘Daar handelen we onze zaken af, niet in een huis van een ongelovige’.

‘Peter is geen ongelovige’, zei ze. ‘Ik praat alleen met het comité in het huis van Peter, nergens anders. Als je dat niet wilt, gaat het gesprek niet door’.

‘Dan moeten wij maatregelen nemen zonder dat jij in de gelegenheid bent je beslissing toe te lichten’, zei Jobse.

‘Zou het wat helpen, als ik dat deed?, vroeg ze. ‘Het oordeel ligt al lang op tafel, als ik bij mijn standpunt blijf. Jullie kunnen me niet van gedachten doen veranderen’.

‘Als de zaken er zo voorstaan’, zei Jobse, ‘heeft een gesprek geen zin en hoeven we geen afspraak te maken. Ik hoop dat je begrijpt wat de consequenties zijn’.

‘Jawel’, zei ze. ‘Ik wordt uitgesloten, maar dat zeg je niet hardop en laat de gemeente weten dat ik niet langer een Getuige van Jehovah ben. Ga je de gemeente ook vertellen waarom ik dat niet meer mag zijn?’

‘Nee’, zei hij.‘De reden van de beslissing wordt niet meegedeeld’.

‘Iedereen moet er dan maar naar gissen’, zei ze, ‘want niemand weet van mijn brief. Ik kan verdacht worden van welke gruwelijke zonde dan ook. Speel maar gewoon open kaart, hoor! Of ben je bang dat de broeders en zusters na gaan denken over die tweede doopvraag?’

‘Ik ga niet met je in discussie, Loes’, zei Jobse. ‘Ik vind het triest en heel naar wat er nu verder gaat gebeuren. Ik ga met de andere broeders van het comité overleggen nu blijkt dat een gesprek niet zinvol is. Je hoort nog van mij’.

 

Twee dagen later belde Jobse met de mededeling dat het comité tot uitsluiting had besloten. De beslissing zou de komende zondag bekend gemaakt worden. Terwijl ze over de consequenties van de zaak nadacht, rinkelde de telefoon.

Ze meldde zich: ‘Met Loes’.

‘Loes’, klonk de stem van Mieke, ‘Johan heeft me verteld dat je uitgesloten wordt. Waarom heb je het zover laten komen?’

‘Niemand heeft mij uit kunnen leggen dat de ‘slaaf’ door God aangesteld is en een organisatie heeft, waar ik me bij zou moeten aansluiten’, zei Loes.

‘Dat staat in de Bijbel’, zei Mieke.

‘Nee, Mieke’, zei Loes, ‘er staat niet in de Bijbel dat er in deze tijd een ‘slaaf’ zou zijn, die door God is aangesteld’.

‘Je hebt Mattheüs 24 toch vaak genoeg gelezen om dat te weten’, reageerde Mieke.

‘Je leest in Mattheüs 24 een hele hoop dingen, die er niet staan, Mieke’, zei Loes. ‘Bovendien wat hebben de 144.000 uit Openbaring te maken met de slaaf uit Mattheüs 24?’

‘Zij zijn de slaaf, Loes’, zei Mieke.

‘Dat staat nergens in de Bijbel’, zei Loes. ‘Je kunt niet zomaar twee teksten uit twee totaal verschillende Bijbelboeken aan elkaar knopen en er een conclusie uittrekken’.

‘Loes’, zei Mieke, ‘ik raad je aan opnieuw met Bijbelstudie te beginnen’.

‘Dat doe ik ook’, zei Loes, ‘maar niet meer aan de hand van de lectuur van het Wachttoren Genootschap’.

‘Je doet ons een hoop verdriet, Loes’, zei Mieke, ‘maar je blijft mijn zus en ik blijf contact met je houden, zoals we altijd gedaan hebben’.

‘Dat vind ik fijn, Mieke’, zei Loes. ‘Johan denkt er ook zo over. Vertel jij het Pa?’

‘Nee’, zei Mieke.‘Pa zit niet bij jou in de gemeente. Hij hoort de uitsluiting dus niet en Groningen is ver weg van Den Bosch. Het zal voor jou ook niet gemakkelijk zijn. Ik wens je veel sterkte en wijsheid. Tot ziens’.

‘Dank je wel, Mieke’, zei Loes. ‘Tot ziens’.

 

De mededeling dat Loes niet langer als een Getuige van Jehovah werd beschouwd, sloeg in de gemeente in als een bom. Sprakeloos keken de broeders en zusters elkaar aan. Wat was er met Loes Scholten aan de hand?

Henk Mols vroeg: ‘Heeft Loes zich teruggetrokken?’

‘Nee’, zei Jobse. Hij keek de zaal rond en zei: ‘Iedereen weet dat over de reden van zo’n mededeling niets wordt gezegd. Ik kan je echter wel zeggen dat ik het zeer betreur’.

Onthutst verlieten de broeders en zusters de zaal. Buiten werd er in groepjes over de mededeling gepraat. Op een paar broeders na, die hun mond hielden, wist niemand wat er aan de hand was.

 

Voor Henk Mols kwam de uitsluiting van Loes niet onverwacht. Hij vermoedde dat de relatie met Peter van Eck de oorzaak was. Hij besloot Loes er rechtstreeks naar te vragen. Hij ging in zijn auto zitten en belde haar.

‘Met Loes’, hoorde hij haar zeggen.

‘Met Henk Mols, Loes’, zei hij. ‘We hebben een half uur geleden gehoord dat je niet meer als een Getuige van Jehovah wordt beschouwd. Er is niet bij gezegd waarom. Is jouw relatie met Peter de oorzaak?’

‘Nee’, zei ze. ‘Ik ben uitgesloten omdat ik niet meer achter de tweede doopvraag sta’.

‘Wat was de tweede doopvraag ook al weer?’, vroeg hij.

‘Ik zal ‘m voorlezen’, zei ze. ‘De vraag was: Begrijp je dat je opdracht en doop je identificeren als een van Jehovah’s Getuigen, verbonden met Gods door de geest geleide organisatie?’

‘Wat is daar mis mee?’, vroeg hij.

‘Niemand heeft mij kunnen laten zien dat er een door Gods geest geleide organisatie bestaat. Bovendien staat er ‘verbonden met’ en niet dat we er deel van uit maken. We zijn geen lid van die organisatie, we zijn er slechts mee verbonden. Wie die ‘organisatie’ vormen, hoef ik je niet te vertellen, niet waar?’

‘Nee’, zei hij. ‘Dat zijn natuurlijk de ‘gezalfden’.

‘Precies’, zei ze. ‘De hele twee klasse leer is volstrekt niet christelijk. Jezus heeft geen twee soorten volgelingen’.

‘Mag ik zeggen dat jij uitgesloten bent, omdat je het niet meer eens bent met de tweede doopvraag?’

‘Van mij wél, hoor’, zei ze. ‘De kans is groot dat je een hoop trammelant in de gemeente krijgt’.

‘Kan me niet schelen’, zei hij. ‘Dan moet de leiding van de gemeente dit soort zaken, maar anders en beter aanpakken. Er zijn meer broeders en zusters, die twijfels hebben over de tweede doopvraag. Ik blijf je gewoon behandelen als een goede kennis en ontloop je niet omdat je uitgesloten bent’.

‘Bedankt voor je medeleven, Henk’, zei ze. ‘Het is heel goed dat je mij zelf gevraagd hebt, waarom ik uitgesloten ben. Dat voorkomt allerlei roddels en praatjes. Tot ziens, Henk’.

‘Tot ziens, Loes’, zei hij, ‘en sterkte met de ontstane situatie’.

 

In haar flatje legde Loes de telefoon neer en zei tegen Peter, die bij haar op bezoek was: ‘In de gemeente is bekend gemaakt dat ik niet meer als een Getuige van Jehovah beschouwd wordt’.

‘Officieel ben je nu dus uitgesloten’, zei Peter, ‘maar in je hart en geest ben je nog steeds een Getuige, denk ik’.

‘Ja’, zei ze. ‘Ik zal nog lang onder invloed staan van wat ik als Getuige allemaal heb moeten leren en verwerken’.

‘Het zal niet meevallen om je daar helemaal los van te maken’, zei Peter. ‘Je bent opgevoed als een Getuige. Als je wilt, help ik je graag je denken te hervormen, zoals Paulus zegt’.

‘Nou’, zei ze, ‘dan kun je meteen beginnen. Ik heb de eerste schriftelijke lessen van Evangelische Theologische Academie gisteren ontvangen’

<< Einde >>

Plaats een reactie