14. Verdriet

14. Verdriet

Laura kuste haar vader op zijn wang en zei: ‘Hoe gaat het, ouwetje van me?’
Ze verwachtte geen antwoord, want haar vader was er zich al een tijdje niet van bewust, wat er zich rondom hem afspeelde.
Ze zag dat hij iets probeerde te zeggen en boog zich naar hem toe.
Verrassend duidelijk hoorde zij hem zeggen: ‘Paul is op bezoek geweest’.
Ze schudde haar hoofd en zei: ‘Dat kan niet pa, Paul is dood’.
‘Nee’, fluisterde haar vader. ‘Hij is niet dood, hij was hier’.
‘Je hebt gedroomd, pa’, zei ze.
‘Hij was hier’, mompelde de zieke. ‘Ik weet het zeker’.
‘Is de dokter al geweest?’, vroeg ze.
‘Dat weet ik niet’, zei hij. ‘Ik sliep. Wanneer mag ik naar huis?’
‘Ik zal het de dokter vragen’, zei Laura. ‘Kan ik nog iets voor je doen?’
Hij antwoordde niet en Laura zag dat hij opnieuw in slaap gevallen was. De pijn verdovende medicijnen deden hun werk. Laura nam zijn hand in de hare en streelde hem zachtjes. Tranen kwamen in haar ogen, ze huilde zachtjes.
Haar vader . . . . . nauwelijks vijftig jaar oud, had een ernstige, erfelijke hartafwijking. Hij was geopereerd, maar de artsen waren sceptisch over herstel.

Ze keek naar het ingevallen en sterk vermagerde gezicht van haar vader. Hem was niets bespaard gebleven. Een paar jaar geleden had haar moeder zich verdronken in de Maas. Haar lichaam was nooit gevonden. Tegen beter weten in bleef haar vader geloven dat zijn vrouw niet dood was. Dat geloof hield hem op de been totdat, nu een half  jaar geleden, de  hartafwijking werd geconstateerd.
Laura dacht aan wat haar vader had gezegd. Ook dat was een gebeurtenis, die grote invloed had op het leven van haar vader. Paul, zijn jongere broer, was enkele dagen vóór het huwelijk van haar ouders spoorloos verdwenen. De verdwijning zette een grote domper op de huwelijksdag. Na enkele jaren werd Paul officieel dood verklaard. Zij wist dat ze een oom zou hebben gehad, die Paul heette, maar haar ouders praatten nooit over hem.

‘U kunt maar beter naar huis gaan’, klonk een vriendelijke stem. ‘Uw vader slaapt en dat zal wel enkele uren duren. Vanavond zal hij een poosje wakker zijn’.
Laura schrok op uit haar overpeinzingen en keek de blonde verpleegster aan.
‘Wat zei je, zuster?’, vroeg ze.
‘Ik moet uw vader verzorgen’, zei de zuster. ‘U kunt maar beter naar huis gaan. Vanavond zal hij wat meer aanspreekbaar zijn, denk ik’.
‘Zuster’, vroeg Laura, ‘Heeft mijn vader bezoek gehad?’
‘Niet dat ik weet’, zei de zuster. ‘Er is wel een priester bij hem geweest, die met hem gepraat heeft’.
‘Was het de ziekenhuispastor?’, vroeg Laura.
‘Dat weet ik niet’, zei de zuster. ‘Ik zag de man maar enkele seconden’.
‘Dank je wel’, zei Laura en verliet de ziekenkamer.

De bezoeken aan haar vader in het ziekenhuis deprimeerde haar. Ze had behoefte aan wat steun en besloot naar Bokhoven te rijden. Ze wist dat Tim in zijn bedrijfje bezig was en ongetwijfeld had Tiny de koffie klaar staan.
‘Het gaat niet goed met vader, Tim’, zei Laura. ‘Hij begint nu ook hallucinaties te krijgen’.
‘Hoezo?’, vroeg Tim.
‘Hij zei dat zijn broer Paul op bezoek was geweest?’, zei ze. ‘Hij verdween vlak voor het huwelijk van mijn ouders. Ik heb hem dus nooit gekend. Niemand heeft nog ooit iets van hem gezien of gehoord. Hij is officieel dood verklaard’.
‘Zijn lijk is dus nooit gevonden’, zei hij.
‘Nee’, zei ze. ‘Geloof jij in een leven na de dood, Tim?’
‘Ik geloof, hoewel ik daar vraagtekens bijzet, in wat onze Kerk daarover leert’, zei hij. ‘Na de dood leeft onze ziel voort in de hemel, de hel of het vagevuur. Dat is afhankelijk van hoe we geleefd hebben en of we de laatste sacramenten hebben ontvangen’.
Ze knikte en zei: ‘Dat geloof ik ook’.
Ze keek hem aan en vroeg: ‘Kunnen degenen, die in de hemel zijn, naar de aarde gaan om mensen te helpen?’
Hij schudde zijn hoofd en zei: ‘Nee, dat kan niet. Alleen van Maria is bekend dat zij aan mensen is verschenen. Andere heiligen kunnen dat niet. Hun werk is in de hemel, niet op aarde’.
‘Kunnen boze geesten zich aan mensen vertonen?’, vroeg ze.
‘Dat wordt wel beweerd’, zei hij, ‘maar ik geloof dat niet. Dat is bijgeloof, dat nergens op gebaseerd is. Ongetwijfeld is er méér tussen hemel en aarde dan wij beseffen, maar dat wil niet zeggen dat ik alles maar geloof wat er over het bovennatuurlijke wordt gezegd. Waarom vraag je dat?’
‘Als mijn vader zegt dat hij zijn broer heeft gezien, dan is dat zo’, zei ze. ‘Of dat in werkelijkheid was of in zijn verbeelding, weet ik niet’.
‘Hoe wist je vader dat het zijn broer was?’, vroeg Tim. ‘Hoe herkende hij hem? Hij heeft hem méér dan twintig jaar niet gezien’.
‘Waarom zou Paul nu, na twintig jaar, contact met zijn broer opnemen?’, zei ze. ‘Waar was hij al die tijd? Nee, Paul is dood en pa zag hem in zijn verbeelding als gevolg van zijn ziek zijn. Hij keerde terug in het verleden’.
‘Ja’, zei Tim, ‘ik heb vaker gehoord dat zoiets niet alleen bij het ouder worden kan voorkomen, maar ook bij ziekte’.
‘Ik vind het maar een veeg teken’, zei ze. ‘Ik vrees het ergste’.

De dood van Laura’s vader kwam niet onverwacht. Samen met Tim bereidde zij zich op zijn sterven voor. Ze bezochten hem elke dag in het ziekenhuis in de Stad. Nadat de arts gezegd had dat het nog slechts enkele dagen kon duren vóór haar vader zou sterven, waren ze de gehele dag bij hem en losten elkaar aan het ziekbed af. Laura bleef ’s nachts in het ziekenhuis en Tim zorgde voor haar.

Op de ochtend van de tweede dag verslechterde de toestand van haar vader. Laura ging, nadat de zuster haar vader verzorgd had, naar hem toe. Schijnbaar geheel ontspannen lag hij met gesloten ogen in de kussens. Ze zag een glimlach op zijn gezicht. Ze kuste hem en hij deed zijn ogen open. Hij greep haar arm beet en fluisterde: ‘Je moeder is vannacht op bezoek geweest. Ze kwam afscheid nemen’.
Vóór ze kon reageren, richtte hij zich op en een straaltje speeksel vermengd met bloed liep uit zijn mond over de lakens. Snel drukte Laura op de alarmbel en de blonde zuster, die ze al eerder gezien had, snelde de kamer binnen, meteen gevolgd door een tweede verpleegster, die haar de kamer uitduwde.
Op de gang belde Laura Tim en vroeg hem direct naar het ziekenhuis te komen.
Laat in de middag stierf Laura’s vader en twee dagen later werd hij begraven op de algemene begraafplaats in de stad.
Tim week niet van haar zijde, want hij wist dat de dood van haar vader een zware klap voor haar was. Net als hij was ze nu wees, zonder enig familielid. Door haar intense verdriet raakte ze in een lichte shock en zat urenlang zwijgend voor zich uit te staren.
Hij zorgde voor de huishouding en voor haar. Ze at en dronk bijna niets en dat baarde hem zorgen.

Op een middag praatten ze met elkaar over haar vader en plotseling barstte ze uit in een hevige huilbui. Alle verdriet baande zich een weg naar buiten. Tim troostte haar zoveel mogelijk en na enige tijd bedaarde ze onder zijn strelingen.
‘Ik heb honger’, fluisterde ze in zijn armen. ‘Wil je een paar sneetjes brood voor me klaar maken?’.
‘Natuurlijk’, zei hij en wist dat de crisis voorbij was en ze haar normale leven weer oppakte.
‘Ik ga een paar boterhammen voor ons maken’, zei hij. ‘Ga jij je maar een beetje opmaken. Ik heb je haar helemaal door elkaar gehusseld’.
Ze glimlachte en zei: ‘Ik vond het heel fijn dat je dat deed. Je was lief voor me en dat troostte mij. Dat had ik echt nodig’.
Ze kuste hem en ging naar haar slaapkamer.

Na de maaltijd liepen ze, stevig gearmd, over het rivierstrand en de koele wind blies al haar beslommeringen weg.
‘Ik ga overmorgen weer aan het werk’, zei ze. ‘Ik kan het weer aan en wil weer aan de slag. Ik wil morgenavond terug naar mijn flatje. Je hebt me heel goed opgevangen en verzorgd. Dat vind ik heel lief van je, maar nu moet ik weer op eigen benen gaan staan’.
‘Ik begrijp het volkomen, Laura’, zei hij. ‘We zijn twee volwassen mensen, die hun leven met elkaar willen delen, maar toch ook deels onafhankelijk en autonoom willen zijn’.
‘Precies’, zei ze, ‘Daarom wil ik mijn flatje niet verkopen. Officieel ga ik bij jou in Bokhoven wonen, maar we wonen ook een paar dagen in de week in mijn flatje en ik wil de mogelijkheid blijven houden, net zoals nu, dat ik me bij tijd en wijle terug kan trekken in mijn flatje als ik daar behoefte aan heb’.

Plaats een reactie