15. Confrontatie

15. Confrontatie

Vanwege het sterven en de begrafenis van Laura’s vader had Tim nog niet met de pastoor gesproken. Nu Laura naar haar flatje was gegaan, besloot hij met pastoor Lievens te gaan praten. Hij belde de pastoor op en vertelde dat hij een afspraak met hem wilde maken voor een gesprek over Laura. Tim kon direct naar de pastorie komen.
‘Ik vermoedde dat je zou bellen, Tim’, zei pastoor Lievens. ‘Jij hebt de foto in mijn brevier gezien, hé?’
‘Ja’, zei Tim. ‘Je brevier viel op de grond en er viel een oude foto uit. De vrouw op foto leek sprekend op Laura. Wie is die vrouw?’
‘De moeder van Laura, Tim’, zei Paul. ‘De foto is ruim 25 jaar oud’.
Zijn eenvoudige antwoord trof Tim als een mokerslag en verrast zweeg hij om de mededeling op zich te laten inwerken.
‘Waarom zit die foto in jouw brevier?’, vroeg Tim.
‘Dat is voor mij een heel moeilijke geschiedenis’, zei Paul. ‘Ik zal je eerlijk zeggen dat ik nog nooit zo geschrokken ben als toen jij Laura aan mij voorstelde. Ik wist meteen wie ze was. Ze is de dochter van mijn broer, dus mijn nichtje. Ik had haar nog nooit gezien’.
‘Hoe kan dat?’, vroeg Tim. ‘Laura heet Peters en jij Lievens’.
‘Tim’, zei Paul, ‘ik ga je een geheim vertellen en ik verlang van je dat je er met niemand over praat. Beloof je me dat?’
‘Ik zal er met niemand over praten’, zei Tim. ‘Op één uitzondering na . . .’.
‘Ja’, knikte Paul. ‘Laura’.
‘Precies’, zei Tim. ‘Ik vertel haar wat jij mij vertelt. We kunnen het ook anders doen en jij vertelt wat er aan de hand is in haar bijzijn. Dat heb ik eigenlijk veel liever. Ik vind dat ze het uit jouw mond moet horen. Ben je het daarmee eens, Paul?’
‘Ik denk dat dat het beste is, Tim’, zei Paul. ‘Komen jullie vanavond bij mij koffie drinken? Ik geef mijn huishoudster een vrije avond’.
‘Kom jij maar naar ons’, zei Tim. ‘Dat valt wat minder op. Laura is nu in de stad, maar komt vanmiddag terug. We zullen je graag en gastvrij ontvangen’.
‘Afgesproken, Tim’, zei de pastoor. ‘Ik zal ook de foto meebrengen en dan moet Laura maar beslissen wat er mee gebeurt’.

Terug in huis belde Tim Laura en vertelde haar dat ze die avond bezoek zouden krijgen van de pastoor.
‘Ik zal Bossche Bollen meebrengen’, zei ze. ‘Lekker voor bij de koffie’.
‘Tim’, zei ze. ‘Ik heb een brief ontvangen van een notaris. Hij nodigt mij uit volgende week woensdag om 14.00 uur op zijn kantoor te komen. Het gaat om een brief van mijn moeder, die aan mij gericht is en die zij in bewaring bij de notaris heeft gegeven. Hij moet mij de brief persoonlijk overhandigen en ik moet me legitimeren. Ik begrijp er niets van. Moeder is toch al enkele jaren dood en nu komt die brief pas’.
‘Misschien moest de notaris wachten tot je vader gestorven was’, opperde Tim. ‘Ik zie anders ook geen verklaring. De notaris zal het jou wel uitleggen, denk ik’.
‘Wil jij met me mee gaan, Tim?’, vroeg ze.
‘Natuurlijk!’, zei hij. ‘Kom je nu direct naar Bokhoven, dan zorg ik dat de thee klaar staat als je er bent’.
‘Over een half uurtje ben ik bij je’, zei ze. ‘Tot zo’.
Peinzend keek Tim voor zich uit. ‘Zou het één met het ánder te maken hebben?’, vroeg hij zich af. ‘Zou het verhaal van de pastoor iets te maken kunnen hebben met de brief van Laura’s moeder?’

Klokslag acht zaten pastoor Lievens, Laura en Tim in de ‘mooie kamer’ in het huis van Tim koffie te drinken. Laura voelde een onverklaarbare gespannen sfeer. Ze zag dat de pastoor een beetje zenuwachtig was en moeite had met het opeten van zijn Bossche Bol. Ook Tim zag er gespannen uit. Was er iets tussen de beide mannen voorgevallen?
‘Laura’, zei Tim, ‘pastoor Lievens heeft je iets te vertellen, niet waar, Paul?’
‘Ja’, zei Paul ‘en het valt mij bijzonder moeilijk daar over te praten, omdat het met mijn verleden te maken heeft’.
‘Privé-zaken hoef je mij niet te vertellen’, zei Laura. ‘Daar heb ik niets mee te maken’.
‘Deze zaak gaat jou wel aan, Laura’, zei Paul, ‘omdat je moeder er bij betrokken is’.
‘Mijn moeder?’, zei ze verrast.
‘Ik ben je oom’, viel hij met de deur in huis. ‘Jouw vader Herman en ik zijn broers’.
Ongelovig staarde ze hem aan en zei: ‘Ik heb geen oom, die Norbertijn is’.
‘Jawel’, zei Paul. ‘Je ouders hebben er nooit met je over gesproken, omdat ik verdween vóór zij gehuwd waren. Je moeder was bevriend met je vader en mij. We zaten op dezelfde school en trokken veel met elkaar op. Je vader en ik werden beiden verliefd op haar. Zij hield van ons beiden en wilde geen van ons verdriet doen. Het heeft heel lang geduurd vóór ze een keuze maakte. Ze trouwde met jouw vader. De laatste keer dat ik haar zag was enkele dagen voor haar huwelijk. Het is een zeer emotioneel afscheid geweest. Vol verdriet en wanhoop ben ik gaan zwerven. Ik ben niet bij hun huwelijk geweest. Na een paar maanden kwam ik tot mezelf en heb me aangemeld bij de Norbertijnen. Niet als Paul Peters, maar als Paul Lievens, de naam van mijn moeder en jouw oma. Ik nam de naam pater Dismas aan. Ik hoorde dat ik als vermist was opgegeven en een ongeluk werd gevreesd. Ik heb me niet bij de autoriteiten gemeld en bleef als Paul Lievens achter de kloostermuren’.
Met een hoogrode kleur zat Laura naar de pastoor te luisteren. Ze kon het niet vatten dat deze man haar oom was, een oom waar ze het bestaan niet eens van kende.
Pastoor Lievens haalde een oud, versleten en verlopen paspoort uit zijn zak en liet het haar zien. ‘Paul Peters’ vermeldde het document.
‘Ik kon onder de naam Paul Lievens geen nieuw paspoort aanvragen’, zei hij. ‘Paul Peters is dood en Paul Lievens bestaat officieel niet’.
‘Mijn ouders hebben nooit over je gesproken’, zei Laura. ‘Ik wist dat ik een oom had, maar ik kan niet zomaar accepteren dat jij mijn oom bent’.
‘Ik kan me die twijfel heel goed indenken’, zei de pastoor. ‘Ik laat je nu iets zien, wat je twijfel helemaal weg kan nemen’.
Tim wist wat er komen ging, omarmde Laura en trok haar stevig tegen zich aan. Paul maakte zijn brevier open en haalde er een foto uit. Met het beeld naar boven legde hij de foto voor Laura op tafel.
Ze sloeg haar hand voor haar mond en riep: ‘Dat is mijn moeder! Hoe kom jij aan die foto?’
Ze griste de foto van tafel en drukte hem tegen haar borst. Tranen liepen over haar gezicht. ‘Hoe kom je aan die foto?’, snikte ze.
‘Die heb ik van je moeder gekregen, lieve Laura’, zei Paul. ‘Enkele dagen voor ze met je vader in het huwelijk trad. Lees eens wat ze als afscheid geschreven heeft’.
Laura draaide de foto om en met betraande ogen las ze op de achterkant: ‘Voor Paul, de man waar ik heel veel van houd, maar die mijn wettige echtgenoot niet wordt’.
‘Heb je Laura’s moeder in al die jaren nog wel eens gezien of gesproken?’, vroeg Tim.
‘Ja’, zei Paul, ‘éénmaal, enkele jaren geleden in de Sint Jan. Ik was er in het kader van de Maria-viering in de maand mei. Vanwege mijn pij herkende ze mij niet, maar ik haar wél. Ik sprak haar aan en heb met haar een heel lang gesprek gevoerd. Ik heb haar beloofd niets van dat gesprek aan iemand anders te vertellen’.
‘Weet je dat mijn moeder zelfmoord heeft gepleegd’, vroeg Laura, die intussen haar zelfbeheersing weer gevonden had.
‘Nee’, zei Paul, ‘dat wist ik niet’.
‘Ze heeft zichzelf verdronken in de Maas’, zei Laura.
‘Heeft jullie gesprek misschien iets te maken met haar zelfmoord?’, vroeg Tim.
‘Dat weet ik niet’, zei Paul. ‘Meer kan ik er niet van zeggen’.
‘Je hebt me ervan overtuigd dat je mijn oom bent, Paul’, zei Laura. ‘Ik zal je Paul Lievens blijven noemen’.
Ze gaf de foto aan Paul terug en zei: ‘In het fotoalbum van mijn vader zit dezelfde foto. Jouw foto is speciaal aan jou gericht. Bewaar ’m maar goed’.
Paul stak de foto terug in zijn brevier. ‘Je moeder blijft voor eeuwig in mijn geheugen gegrift, Laura’, zei hij. ‘Ik houd nog steeds van haar en zal, ondanks mijn kloosterbelofte, van haar blijven houden’.
Hij stond op en zei: ‘Dit gesprek heeft mij flink aangegrepen. Ik ga een paar dagen terug naar ons klooster in Heeswijk om tot rust te komen. Daarna neem ik mijn taak als pastoor van Bokhoven weer op’.

Toen Paul was vertrokken, zei Laura: ‘Dat was een hele schok voor me, Tim. Mijn moeder, die verliefd was op twee broers en voor de moeilijkste keuze van haar leven stond. Is dat wat ze mij in de brief bij de notaris wil vertellen?’
‘We zullen het volgende week weten, Laura’, zei hij.
‘Tim’, zei ze, ‘ik wil een paar dagen alleen zijn. Wil je me naar mijn flatje terug brengen?’
‘Kun je dat wel aan?’, vroeg hij bezorgd.
‘Ja’, zei ze. ‘Dat zal wel lukken. Ik wil een poosje alleen zijn met mijn herinneringen en de fotoalbums bekijken, die pa me nagelaten heeft. Als het me te moeilijk wordt, bel ik je en moet je naar me toe komen. Goed?’
‘Ja’, zei hij. ‘Als ik niets van je hoor, kom ik morgen op het einde van de middag naar je toe’.
‘Dat is goed’, zei ze.
Tim bracht Laura naar haar flatje en na een kort afscheid reed hij terug naar zijn huis in Bokhoven. Het was lang geleden dat hij zo vroeg naar bed was gegaan.

Plaats een reactie