21. De tweeling

21. De tweeling

De volgende morgen aan het ontbijt zag Tim dat Laura gespannen en nerveus was. Ze at nauwelijks en staarde zwijgend voor zich uit. Dat was hij van haar helemaal niet gewend. Doorgaans was ze vrolijk en spraakzaam en vooral levendig. Nu zat ze aan tafel als een standbeeld.
‘Wil je nog een kopje thee, Laura?’, vroeg hij.
‘Eh, eh, . . . .wat zei je Tim?’, mompelde ze afwezig.
‘Ik vroeg of je nog een kopje thee wilde’, zei hij.
‘Ja, graag’, zei ze. ‘Sorry, dat ik nu niet zo’n prettig gezelschap ben, Tim. Ik ben reuze zenuwachtig. Hoe weet ik dat de vrouw, die straks komt, mijn tante Maria is?’
‘Ze zal ongetwijfeld een paspoort bij zich hebben’, zei hij. ‘Misschien heeft ze een dubbele nationaliteit en dan heeft ze ook een Nederlands paspoort. We zullen maar afwachten wat er gaat gebeuren. Kan ik nog iets voor je doen?’
‘Wil je bij de warme bakker gebak halen’, vroeg ze. ‘We hebben iets te vieren, niet waar?’
‘Ja’, zei Tim, ‘een familiehereniging. Wat voor gebak wil je?’
‘Zoek jij dat maar uit’, zei ze. ‘Mijn hoofd staat daar nu niet naar’.
‘Ik zal maar meteen gaan’, zei hij. ‘Dan ben ik ruimschoots op tijd terug’.
‘Ik ruim de vaat wel op’, zei ze.
Tim liep naar de kapstok om zijn jas te pakken. Hij hoorde een kopje op de grond vallen en keek om. Hij zag de gespannen uitdrukking op haar gezicht en haar handen beefden, terwijl ze de scherven opraapten.
‘Ik zet de vaat wel in de vaatwasmachine’, zei hij. ‘Ga jij maar met mij mee, dat leid je misschien een beetje af’.

Ze liep naar de kapstok en trok haar jas aan. Tim liep op haar toe, nam haar in zijn armen, kuste haar bevende lippen en zei: ‘Kom op, taaie, een familie-hereniging kun je toch wel aan?’
‘Ik ben zo zenuwachtig’, zei ze. ‘Ik ken mijn tante niet’.
‘De vrouw, waar ik mee gepraat heb’, zei hij, ‘leek heel veel op de foto van je moeder, die ik gezien heb. Ouder, maar tóch! Bovendien leek het me een lieve, zachtaardige vrouw. Ik kan me indenken, dat je zenuwachtig bent. Ik was,  eerlijk gezegd, heel gespannen, toen ik je tante in Vlijmen ontmoette, maar dat was na enkele minuten helemaal over’.

Iets na half elf reed een groene Citroën hun erf op. Laura en Tim stonden voor het raam en zagen een vrouw uitstappen. De wind speelde met haar lange zwarte haren en met haar fleurige, lange kleding.
‘Daar is je tante’, zei Tim. ‘Kom, we gaan haar verwelkomen’.
Hij sloeg een arm rond de schouders van Laura en samen liepen ze naar de voordeur.
Tim trok de deur open en Laura stond oog in oog met de vrouw,  die haar tante moest zijn. Haar mond vormde een woord, dat niet uitgesproken werd: ‘mams’!
De vrouw stak haar armen naar haar uit en fluisterde: ‘Laura . . . . Lieve Laura’.
Huilend en lachend tegelijkertijd vielen de vrouwen in elkaars armen.
Tim wachtte rustig totdat de vrouwen zover waren dat hij de jas van tante Maria weg kon hangen. Hij gaf haar een hand en zei: ‘Fijn, je weer terug te zien, mevrouw Gitane’.
‘Tim’, zei ze, ‘noem me alsjeblieft gewoon Maria’.
‘Doe ik, Maria’, zei hij. ‘Gaan jij en Laura maar in de huiskamer zitten. Ik zorg wel voor de koffie’.
Laura troonde haar tante mee en zei: ‘Wat lijk je ongelooflijk veel op mijn moeder’.
Maria lachte en zei: ‘Ja, dat heb je bij tweelingen, niet waar?’

Na de koffie vertelde tante Maria dat zij al sinds de dood van Laura’s moeder in Nederland was en in het woonwagenkamp bij Vlijmen woonde, waar ook haar ouders, de opa en oma van Laura, woonden.
‘Je hebt ook nog een oom’, zei Maria. ‘Je moeder en ik hebben nog een broer. Weet je dat?’
‘Nee’, zei Laura. ‘Mams sprak nooit over haar familie. Ik heb ook nooit een oom gezien als we zo heel af en toe bij opa en oma op visite kwamen’.
Maria glimlachte dunnetjes: ‘Je oom was nooit thuis. Hij zat de meeste tijd in de gevangenis. Daar is hij nu ook. Ik woon in zijn woonwagen’.
‘Tante Maria’, vroeg Laura, ‘hoe komt het dat ik je nu pas voor het eerst zie?’
‘Als gevolg van een oude Roemeense stamtraditie ben ik uitgehuwelijkt aan het hoofd van een zigeunerfamilie in Roemenië’, zei Maria. ‘Na het huwelijk van je moeder met Herman Peters, we waren toen tweeëntwintig jaar, vertrok ik naar Roemenië . Een paar jaar later kwam ik met mijn man naar Nederland voor familiebezoek. Jij was toen een jaar of drie. Je moeder heeft een foto gemaakt, waarop jij in de kinderwagen ligt en ik er naast sta’.

Laura stond op en zei: ‘Ik denk dat ik die foto heb’.
Ze liep naar een kast en haalde uit een lade de foto, die bij de pastorie was bezorgd, gaf hem aan haar tante en vroeg: ‘Is het deze foto?’
De vrouw zei niets, maar maakte haar handtas open en haalde het ontbrekende gedeelte van de foto te voorschijn. Ze legde de stukken tegen elkaar en zei: ‘Nu is de foto, die je moeder gemaakt heeft weer compleet’.
‘Heb jij die foto op de pastorie bezorgd, Maria?’, vroeg Tim.
‘Ja’, knikte de vrouw en zei: ‘Laura, je moeder heeft je een brief achtergelaten, waarin ze je schrijft dat Herman niet je echte vader is, maar Paul. Ik neem aan dat je die brief intussen ontvangen en gelezen hebt’.

Met stijgende verbazing had Laura naar haar tante geluisterd en zei: ‘Ik weet dat Paul mijn biologische vader is. Hoe weet jij dat allemaal, tante Maria?’
‘Je moeder en ik hebben al die jaren met elkaar gecorrespondeerd en we belden een paar keer per jaar met elkaar’, zei Maria.
‘Ik heb nooit post uit Roemenië gezien’, zei Laura.
‘Als schrijfster had je moeder een postbus en mijn brieven stuurde ik daar heen’, zei Maria. ‘Je vader wist niet dat je moeder met mij correspondeerde. Hij had dat ten strengste afgekeurd, als hij dat geweten had. We hielden het geheim. Je vader was gek op je moeder en ook zij hield veel van hem, maar hun families konden totaal niet met elkaar opschieten. Zigeuners pasten immers niet in de normale maatschappij. Bovendien kwam je vader uit een hoog op de maatschappelijke ladder staande familie. Het standsverschil was het belangrijkste en kwam op de eerste plaats’.
‘Dat weet ik’, zei Laura. ‘Jouw ouders, mijn grootouders, hebben mijn grootouders van mijn vaders kant slechts éénmaal ontmoet en dat was op de bruiloft van mijn vader en moeder. Pa is nooit bij zijn schoonouders op bezoek geweest en zij kwamen niet bij ons. Mams vertelde dat het zelfs zó erg was dat ik als kind tweemaal gedoopt ben. Eénmaal was de familie van pa’s kant erbij en de tweede keer de familie van de kant van ma’.
‘Ja’, zei Maria. ‘Je moeder schreef het me. Het was de enige keer dat je vader en moeder een geweldige ruzie hebben gehad’.
‘Wat was de bedoeling om de foto aan pastoor Lievens te geven?, vroeg Tim.
‘Dat zal ik straks vertellen’, zei Maria. ‘Ik zal eerst vertellen wat er met Laura’s moeder is gebeurd’.
‘Graag’, zei Laura, ‘want dat vind ik nu het belangrijkste. Schenk jij ons wat te drinken in, Tim?’
‘Doe ik’, zei hij, ‘ik luister intussen wel mee. Dus begin maar te vertellen, Maria’.

Tante Maria vertelde: ‘Je ouders hielden heel veel van elkaar, Laura, dat moet je altijd voor ogen houden. Ze zaten klem tussen de maatschappelijke verhoudingen en de verplichtingen, die de positie van je vader meebrachten. Je moeder heeft zich, omwille van je vader en van jou, zich daar steeds opnieuw met veel moeite aan aangepast. Toen jij op eigen benen kon staan en een zelfstandig leven ging leiden was je moeder apentrots op je. Háár dochter slaagde cum laude voor een hogere beroepsopleiding voor de journalistiek en ging bij de Provincie werken. Ze was zo trots op je, Laura!’
Tim zag de tranen langs het gezichtje van zijn vriendinnetje lopen en ging naast haar zitten. Hij omarmde haar en trok haar tegen zich aan.
‘Vertel maar verder, Maria’, zei hij. ‘We zijn er klaar voor’.

‘Jouw zelfstandigheid maakte dat je moeder de roep van haar zigeunerbloed niet langer kon weerstaan’, zei tante Maria. ‘Ze verlangde steeds meer terug naar het zigeunerleven. Je vader en moeder groeide steeds verder uit elkaar en je moeder begon het steeds meer te haten, ‘op te moeten zitten en pootjes te moeten geven’, zoals zij dat noemde. Toch wilde zij jouw vader het niet aandoen van hem te scheiden. Het zou zijn maatschappelijke status veel schade berokkenen. Ze hield teveel van hem om hem dat aan te doen. Bij hem blijven kon en wilde ze echter ook niet.
In die tijd moest ik naar Nederland voor een medische behandeling, die enige maanden zou duren. Mijn voorbestemde huwelijk was een poel van ellende geworden, maar mijn man wilde niet scheiden. Toen ik naar Nederland ging, reisde mijn schoonzus met me mee om me te bewaken en er voor te zorgen dat ik naar Roemenië terug zou gaan. Zij wist echter niet, net zo min als mijn man trouwens, dat jouw moeder en ik een tweeling waren en als twee druppels water op elkaar leken’.

Tante Maria nam een slokje van haar drankje en vervolgde: ‘Je moeder en ik bespraken haar probleem en langzamerhand begon er zich in onze hoofden een plan te ontstaan. We zouden een verdwijning in elkaar zetten en je moeder zou, met medeweten van je opa en oma, onderduiken in het zigeunerleven. Ons plan werd gewijzigd door een onverwachte gebeurtenis, die niemand kon vermoeden. Je moeder ontmoette iemand uit het verleden’.
‘Paul Peters, de broer van Herman’, zei Laura.
‘Paul was officieel dood verklaard’, zei Maria. ‘Het was voor je moeder een grote schok, toen ze hem in de Sint Jan ontmoette. Ze was dan wel getrouwd met Herman, maar ze hield ook nog steeds van Paul. Dat gevoel werd sterk in de hand gewerkt door de verslechterende relatie met je vader als gevolg van het standsverschil. Toen ze zag dat Paul in het klooster was getreden, wist ze dat er voor haar geen verdere vreugdevolle toekomst meer was weggelegd. Ze overwoog zelfmoord te plegen, maar in katholieke kringen is dat een gruwelijke zonde. Toen de emotionele gevoelens, die de ontmoeting met Paul opgeroepen hadden,waren verwerkt, verdween ook de gedachte om wérkelijk zelfmoord te plegen. Het idee bleef echter bestaan en werd uitgangspunt om je vader te verlaten. De onverwachte ontmoeting met Paul werd aanleiding om je een brief te schrijven, Laura, waarin ze vertelde wie je echte vader was’.
‘Daarin schreef mams ook dat ze zelfmoord ging plegen’, zei Laura.
‘Nee’, zei tante Maria. ‘Je moeder schreef dat ze naar een ánder leven ging. Daarmee bedoelde ze het zigeunerleven, maar kon of wilde dat niet rechtstreeks zeggen’.

Laura stond op en zei: ‘ik ga de brief er even bijhalen om te zien wat mams precies schreef’.
Ze liep naar haar kamer en kwam even later terug met de brief, die ze van de notaris had gekregen.
Ze zei: ‘Tante Maria, mijn moeder schreef: ‘Ik heb de verkeerde keuze gemaakt en met die vergissing kan ik niet verder gaan in mijn huidige leven aan de zijde van je vader. Ik neem afscheid van dat leven en die wereld’.
‘Je moeder heeft geen zelfmoord gepleegd, Laura’, zei Maria. ‘Ze wilde afscheid nemen van een leven en een wereld waarin ze zich nooit thuis gevoeld had. Ze wilde terug naar het zigeunerleven. We hadden afgesproken dat ze met haar fiets naar de Maas zou gaan, waar wij, je opa, oma en ik, haar zouden oppikken met onze boot en haar naar de woonwagen van jouw oom op het woonwagenkamp in Vlijmen brengen. Het is zover niet gekomen. Een vreselijk ongeluk trof ons. Een speedboot ramde in volle vaart onze boot en je moeder werd de kajuit in gesmeten. Ze was op slag dood. De speedboot knalde op het strand en vloog in brand. Er vielen drie doden. In de krant stond dat door een botsing tussen een speedboot en een zeiljacht een Roemeense vrouw aan boord van het jacht om het leven was gekomen. Na de botsing hebben we jouw moeder mijn kleding en sieraden aangedaan en ben ik in de kleren van jouw moeder van boord gegaan en ben ik ondergedoken bij vrienden in Limburg’.
‘Heeft je schoonzus niets van de persoonsverwisseling gemerkt?’, vroeg Tim.
‘Nee’, zei Maria. ‘Zij wist immers niet dat ik een tweelingzus had. De dode droeg ook de opzichtige trouwring van haar broer. Voor haar was Maria gestorven. Met de hulp van de autoriteiten heeft zij je moeder mee naar Roemenië genomen’.
‘Mijn moeder is dus in Roemenië begraven’, zei Laura.
‘Ja’, zei Maria, ‘in het familiegraf van mijn man’.
‘Mams is al drie jaar dood’, zei Laura. ‘Waarom kom je nu pas met je onthullingen, tante Maria?’
‘Eerlijk gezegd was het helemaal de bedoeling niet dat ik me bekend zou maken’, zei Maria. ‘Ik besta eigenlijk helemaal niet. Ik kon Maria Gitane niet zijn, want die was gestorven en begraven in Roemenië. Ik kon ook jouw moeder niet zijn, want jij en je vader hadden de persoonsverwisseling meteen doorzien. Dat ik nu toch bij jullie ben en opening van zaken geef, heeft twee redenen’.

Ze keek Tim aan en zei: ‘Jij bent de directe aanleiding, Tim. Jij ontdekte wie Sara Grima was, ook al was je conclusie verkeerd’.
‘Ja’, zei Tim, ‘ik dacht dat Sara Grima de moeder van Laura moest zijn. Ik wist niet dat zij een tweelingzus had, die ook over het zigeunerleven schreef’.
‘De voornaamste reden dat ik me bekend wilde maken, ben jij Laura’, zei Maria. ‘Ik woon tegenwoordig in het woonwagenkamp in Vlijmen. Dat is maar enkele kilometers van Bokhoven en Den Bosch vandaan. Ik wist dat je in het Provinciehuis werkte en ik heb daar een paar weken elke dag een poosje gestaan, totdat ik je zag. Ik volgde je en kwam te weten waar je woonde en dat je vaak bij Tim in Bokhoven was. Ik kwam ook te weten dat je vader in het ziekenhuis lag en dat hij er gestorven is. Ik ben bij zijn begrafenis geweest, maar bleef uit je buurt. Je zou me trouwens niet herkend hebben, want ik draag meestal een pruik en een bril, behalve nu en wanneer ik thuis ben.
Op een dag zat ik in het café hier in Bokhoven een kopje koffie te drinken en zag het blaadje van de parochie. Nieuwsgierig ging ik het lezen en las dat Bokhoven een nieuwe pastoor had gekregen, met een naam, die mij zeer bekend in de oren klonk: Lievens. Ik was benieuwd of die Lievens een familielid van ons was van oma’s kant en belde bij de pastorie aan. Met opgerolde hemdsmouwen kwam hij naar de deur. Vanwege mijn pruik en bril herkende hij mij niet, maar ik hem des te beter. Ik wist meteen wie hij was. Het was de jaren geleden dood verklaarde Paul Peters. Eerst twijfelde ik nog, maar toen ik het litteken op zijn arm zag, wist ik dat hij Paul Peters moest zijn. Ik wist ook hoe hij aan dat litteken was gekomen, want ik was erbij, toen het gebeurde. In grote verwarring ben ik weggelopen zonder met de pastoor gesproken te hebben.
Toen ik later thuis kwam, vroeg ik me af of Paul wist wie jij was en besloot hem te vertellen dat Laura Peters, die regelmatig op het dorp kwam, zijn dochter was. Ik wilde een afspraak met hem maken, maar zijn huishoudster vertelde dat hij voor enkele dagen naar Heeswijk was gegaan. Als voorproefje op een afspraak heb ik de volgende ochtend de foto bezorgd. De roddels in het café vertelden dat de pastoor waarschijnlijk niet meer terug zou komen en ik besloot hem nog dezelfde dag stiekem in het klooster op te gaan zoeken. Ik brak, toen het donker was, in het klooster in en zocht zijn kamer op. Ik bleef er wachten totdat hij kwam. Hij schrok zich rot toen hij me zag, maar na de eerste emoties dronken we wat en vertelde ik hem dat hij niet je oom, maar je vader van je was. Daarop kreeg hij een hartaanval en stierf in mijn armen. Ik wist dat ik niets voor hem kon doen en sloop het klooster uit. Een oude pater heeft me waarschijnlijk gezien, maar sloeg geen alarm en ik ging terug naar Vlijmen’.
‘Dat klopt met wat Tim en ik weten’, zei Laura. ‘Ben je ook op de begrafenis van Paul geweest?’
‘Ja’, zei Maria. ‘De roos op zijn kist was van mij’.
‘Waarom deed je dat?’, vroeg Tim.
‘Omdat hij mijn vriend is geweest’, zei ze.

Laura stond op en zei: ‘Daar wil ik alles over horen, tante Maria. Van mijn moeder weet ik dat jij, mijn vader en moeder en Paul een tijdje met elkaar opgetrokken zijn, ondanks het grote standsverschil’.
‘Ja’, zei Maria. ‘We waren verliefd en dat mocht niet. Bovendien waren er strubbelingen tussen ons’.
‘Dat moet je straks maar eens haarfijn vertellen’, zei Laura. ‘Ik ga nu de tafel dekken. Wij nodigen je uit met ons van een heerlijke koude schotel te genieten, die ik nu op ga dienen. Help je me even, Tim?’
‘Natuurlijk’, zei hij.

Onder het eten zei Tim: ‘Maria, je vertelde dat je in het klooster in Heeswijk had ingebroken en je hebt dat ook bij mij gedaan. Waar heb je dat geleerd?’
Maria lachte en zei: ‘Dat heb ik van mijn broer Lazio geleerd. Hij is een volleerd inbreker en zit nu voor de zoveelste keer, en deze keer heel lang, in de gevangenis. Hij heeft allerlei gereedschap dat het een fluitje van een cent maakt in te breken. Toen ik in Nederland terug was, heeft hij mij het een en ander geleerd. Ik heb daar gebruikt van gemaakt’.
‘Ik heb toch wel een heel bijzondere tante’, zei Laura. ‘Ze kan niet alleen inbreken, maar doet ook aan judo. Niet waar, tante Maria?’
‘Ja’, zei Maria, ‘dat doe ik al heel lang en nog steeds. Je moeder en ik zijn daarmee begonnen toen we nog tieners waren. In Roemenië ben ik daar, ondanks de protesten van mijn man, mee door gegaan. Het gaf me een fijn gevoel voor mezelf te kunnen zorgen als het nodig was. Onder de druk van mijn veeleisende man gaf me dat toch een gevoel van vrijheid en zelfstandigheid. Ik kon letterlijk de vloer met hem aanvegen als ik dat wilde’.
‘Jij was het, die mij beschermde tegen de aanvaller bij het Provinciehuis’, zei Laura. ‘Ik ben je daar heel dankbaar voor. Waarom ging je er vandoor, toen de politie kwam?’
‘Ik wilde, koste wat het kost, onbekend blijven’, zei Maria. ‘Niemand mocht weten dat ik Maria Gitane was. Ik kon in grote moeilijkheden komen’.
‘Je zei toen dat je me wilde beschermen. Waarom?’, vroeg Laura.
‘Dat had ik je moeder beloofd, voor ze stierf’, zei Maria. ‘Je moeder heeft indertijd de foto gemaakt, die we daar straks weer compleet gemaakt hebben. Ik wilde jou de bescherming geven, die je moeder jou ongetwijfeld zou geven als ze nog in leven zou zijn. Ik kon er niet mee beginnen zolang mijn identiteit teveel gevaar liep. De dood van je vader en Paul hebben dat gevaar sterk verkleind. Buiten mijn ouders en mijn broer weten alleen jij en Tim wie ik werkelijk ben’.

Tim begon steeds meer bewondering voor de doortastende vrouw te krijgen. Hoewel haar handelwijze hem tegenstond moest hij toegeven dat zij de omstandigheden beheerste en op een creatieve wijze naar haar hand zette.
Hij hoorde Maria zeggen: ‘Je opa en oma zijn ook niet meer de jongste en mensen van de dag. Als zij sterven hebben we alleen elkaar nog en dat is de belangrijkste reden waarom ik besloten heb mezelf aan jou kenbaar te maken’.
Laura liep op haar tante toe, omarmde haar en nam haar mee naar de huiskamer.
‘Tim ruimt de vaat wel op’, zei ze. ‘Dan hebben wij even de tijd om als familie onder elkaar te babbelen’.
Terwijl Tim in de keuken bezig was, hoorde hij de vrouwen met elkaar praten. Hij haastte zich niet.

Tim had voor een drankje gezorgd en was bij hen gaan zitten. Maria zei: ‘Ik zal je nu vertellen, Laura, hoe dat nu zat met je ouders, Paul en mij. Je moeder en ik waren, hoe kan dat ook anders bij tweelingen, onafscheidelijk. We droegen dezelfde kleren, hadden dezelfde hobby’s en hadden zelfs dezelfde vriendjes. We leerden op school Paul en Herman Peters kennen. Herman was de oudste en de meest serieuze. De jongens werden verliefd op ons en omdat wij zoveel op elkaar leken wisselden wij wel eens van afspraakje. Herman had het snel door en weigerde met mij om te gaan. Paul kon het niet schelen, die vond het prachtig om met ons beiden te scharrelen. Het was duidelijk dat Herman smoor verliefd was op je moeder. Maar ja, ook Paul werd verliefd op je moeder. Zij had blijkbaar iets wat de jongens aantrok wat ik niet had. Paul bleef mijn vriend en werd ook de vriend van onze broer Lazio. De beide jongens haalden allerlei streken uit en vervielen van kwaad tot erger. Lazio belandde in de gevangenis en Paul zwierf in België rond. Herman maakte steeds meer werk van je moeder en haalde haar uit het zigeunerleven. Korte tijd later trouwden ze met elkaar.
Ik hoorde dat ik uitgehuwelijkt zou worden aan een toekomstig familiehoofd in Roemenië en ik verzette me daar niet tegen. Ik moest mijn ouders gehoorzamen. Bovendien was de enige, waar ik werkelijk van hield, zoek. Pas enkele dagen geleden heb ik hem, na zoveel jaren, terug gevonden in een klooster’.

‘Waarom heb je de foto van Laura’s moeder op zijn lijk gelegd?’, vroeg Tim.
‘Dat heb ik niet gedaan, Tim’, zei Maria. ‘Paul liet mij de foto zien en met de foto in zijn handen is hij gestorven’.
‘Je had toen geen pruik op’, zei Laura.
‘Nee’, zei Maria. ‘Ik wilde dat Paul me zou herkennen. Ik had mijn pruik en bril in mijn auto achter gelaten. In eerste instantie dacht Paul dat ik een geestverschijning van Sarah was, want hij had van jullie gehoord dat Sarah dood was. Hij schrok geweldig. Nadat hij begreep dat ik Maria was, vertelde ik hem wat er met mij en Sarah gebeurd was en zei hem zei dat hij een dochter had.
Hij wist van niets. Ik vertelde hem dat jij zijn dochter was. Dat werd zijn dood. Door de geweldige emotie, die mijn verhaal bij hem opriep, kreeg hij een acute hartaanval. Hij was op slag dood. Ik kan het weten, want ik was in Roemenië werkzaam in een ziekenhuis op de afdeling Intensive Care’.
‘Je vond het niet nodig alarm te slaan?’, vroeg Tim.
‘Natuurlijk heb ik daar aan gedacht’, zei Maria. ‘Ik zou in grote problemen gekomen zijn, als ik dat gedaan had. Ik had immers in het klooster ingebroken en bevond me in een kamer met een dode pater. Er zou aan het licht komen wie ik was en dan was ik mijn leven niet meer zeker. Mijn man heeft vrienden in Nederland, die zouden hem ongetwijfeld op de hoogte brengen. Ik zou voortdurend het gevaar lopen naar Roemenië ontvoerd te worden, of erger nog: gedood te worden’.

‘Wat ga je nu doen, tante Maria’, vroeg Laura.
‘Ik weet het niet’, zei Maria. ‘Officieel besta ik niet. Ik ben dood en begraven in Roemenië’.
‘Ik denk dat je met de autoriteiten moet gaan praten’, zei Tim. ‘Officieel ben je een Roemeense en een Nederlandse ligt illegaal begraven in Roemenië’.
‘Nee Tim’, zei Maria, ‘dat doe ik zeker niet. Dan maar illegaal in Nederland. Ik ben niet de enige’.
‘Blijf je dan bij opa en oma?’, vroeg Laura.
‘Ja’, zei Maria. ‘Ondanks alle problemen, ben ik hun dochter en ik kan bij hen blijven. Ik heb de persoonsbewijzen van je moeder, Laura. Nu je vader gestorven is, zou ik te voorschijn kunnen komen als de enige jaren geleden verdwenen Sarah Gitane, van wie de fiets bij de Maas is gevonden, maar dat levert nogal wat problemen op, zodat ik daar maar vanaf zie’.
‘Ik denk toch dat je de autoriteiten moet inlichten’, hield Tim aan. ‘Ze kunnen je ook tegen je man beschermen’.
‘Dat kunnen ze niet, Tim’, zei Maria. ‘De invloed en macht van mijn man in de zigeunergemeenschap reikt heel ver. Het moet absoluut geheim blijven dat ik zijn vrouw ben en niet begraven lig in zijn familiegraf’.

Ze keek Laura aan en zei: ‘Ik ben niet voor niets naar Nederland gekomen. Ik ben ziek en heb niet lang meer te leven’.
Laura schrok op en stamelde: ‘Wat . . . wat . . . is  . . . is . . . er met je . . . aan de hand?’
‘Ik heb kanker, lieve Laura’, zei Maria. ‘Alvleesklierkanker. Kort geleden hebben de doktoren me verteld dat ik nog hooguit twee jaar te leven heb. Die tijd wil ik in alle rust benutten voor leuke dingen en niet lastig gevallen worden met allerlei, door het verleden veroorzaakte, overtredingen van formele regels. Ik ben ondergedoken bij mijn familie en wilde er in het geheim verder leven na mijn vlucht uit Roemenië. Nu ik nog maar enkele jaren te leven heb, besloot ik jou te laten weten wie ik ben. Het was de bedoeling dat over enkele maanden te doen, maar omdat Tim mij gevonden heeft, leek het me beter je nu te vertellen wie ik ben’.
‘Waarom wilde je daarmee wachten, tante Maria?’, vroeg Laura.
‘Ik wilde eerst uitzoeken wat er binnen de familie was gebeurd in al die jaren dat ik in Roemenië woonde. Terwijl ik daarmee bezig was keerde Paul uit het verleden terug en stierf je vader. Beide gebeurtenissen hebben mij erg aangegrepen en het heeft tijd gekost dat te verwerken. Vóór ik met jou contact wilde opnemen, wilde ik eerst met Paul gesproken hebben. Het is helaas bij één gesprek gebleven. Ik heb vaak op het punt gestaan je te bellen, maar iets weerhield me steeds. Ik was bang dat ik je verdriet zou doen en je dingen ging vertellen, die je maar beter niet kon weten. Totdat ik begreep dat je moeder je waarschijnlijk de familiegeschiedenis zou vertellen. Ik wist dat zij een brief aan je geschreven had, die pas na de dood van je vader door jou geopend mocht worden. Je moeder heeft me dat allemaal verteld’.

‘Hoe wist je dat mijn vader gestorven was?’, vroeg Laura.
‘Ik werkte als uitzendkracht in het ziekenhuis op de afdeling waar je vader lag’, zei Maria. ‘Ik heb nog een keer heel even met je gepraat, toen je bij je vader was’.
‘Was jij die blonde zuster, die Pa moest verzorgen?’, vroeg Laura.
‘Ja’, zei Maria. ‘Dat was ik, vermomd met pruik en bril. Zo wist ik ook wie Tim was en het was een koud kunstje uit te vissen waar hij woonde’.
‘Ben je ook op de begrafenis van Pa geweest?, vroeg Laura.
‘Ja’, knikte Maria, ‘en het heeft mij heel veel moeite gekost je toen niet te vertellen wie ik was’.
‘Pa vertelde dat mijn moeder die nacht bij hem op bezoek was geweest. Ik heb niemand anders gezien, dan de verpleegsters. Was jij daar ook?’
‘Ja’, zei Maria’, ‘ik heb een korte tijd, zonder pruik en bril, bij je vader gezeten. Ik had nachtdienst. Praten kon hij niet, maar hij streelde mijn hand en fluisterde de naam van je moeder: ‘Sarah . . . Sarah’. Toen hij wegdoezelde, verliet ik hem en werd weer de blonde verpleegster’.

Laura stond op en liep naar haar slaapkamer. Vol emotie liet ze zich huilend op haar bed vallen. Tim wilde naar haar toe gaan, maar Maria hield hem tegen.
‘Niet doen, Tim’, zei ze.‘Laat haar maar even alleen met haar verdriet. Ga jij maar verse koffie zetten’.

Langzaam werd Laura de emotie de baas en met een gevoel van opluchting, alsof er een zware geestelijke last van haar was afgevallen, ging ze terug naar de huiskamer. De geur van versgezette koffie kwam haar tegemoet en deed haar glimlachen. Wat was Tim toch zorgzaam en lief voor haar. Een bakje koffie kon ze nu wel gebruiken!

‘Wat ga je nu doen, Maria?’, vroeg Tim.
‘Ik blijf bij mijn familie op het woonwagenkamp’, zei Maria. ‘Ik blijf parttime werken zo lang ik kan. Ik heb alles geregeld voor mijn overlijden en begrafenis. Ik wil begraven worden als Sarah Gitane, zonder verdere aanduiding wie ik was. Na mijn dood krijgt Laura de persoonspapieren van haar moeder. Vind je dat goed, Laura?’
‘Je gaat dus verder door het leven als Sarah Gitane’, zei Tim.
‘Nee’, zei Maria, ‘Ik gebruik enkel haar rijbewijs als dat nodig is. Dat is al die tijd slechts tweemaal voorgekomen. Eénmaal bij een verkeerscontrole en eenmaal als legitimatie bij mijn aanmelding bij het uitzendbureau, waar ik voor werk. Ik regel post, telefoon en geldzaken allemaal via mijn ouders en onder mijn auteursnaam, Sara Grima.  Zelfs mijn uitgever kent mijn eigenlijke naam niet. Er kan geen rechtstreeks verband gelegd worden tussen mij en Laura en officieel weet zij niet dat ik de identiteitspapieren van haar moeder heb’.
‘Maria’, zei Laura, ‘je bent al enkele jaren in het bezit van de papieren van mijn moeder. Ik heb er niets op tegen dat je ze blijft gebruiken als dat nodig is. Ik wil ze wel graag hebben als je erfenis’.
‘Daar zal ik voor zorgen, hoor Laura’, zei Maria. ‘Nu we elkaar hebben leren kennen, wil ik graag dat we elkaar blijven ontmoeten. Mag ik jullie uitnodigen voor een bezoekje volgende week zondag?’
‘Ik kom graag, tante Maria’, zei Laura. ‘Dan zie ik opa en oma ook weer eens een keer. Het is al zo lang geleden dat ik hen gezien heb’.

Maria stond op en zei: ‘Ik moet vanavond nog enkele uren werken. Ik moet naar huis om voor mijn ouders te zorgen. Ik kan niet zeggen hoe blij ik ben dat we met elkaar gesproken hebben’.
Ze namen afscheid van elkaar en Tim en Laura begeleidden tante Maria naar haar auto. Ze zwaaide haar na tot een bocht in de weg haar aan hun ogen onttrok.
Terug in huis praatten ze nog lang over het bezoek van tante Maria na.

Plaats een reactie